Jan Gerrtsz, geb. omstr. 1640, vermeld in verschillende akten van het register van Vrijw. Zaken van het schoutambt Heino, meerdere malen voorkomende als “ceurnoot”, Bewoonde verm. het erve ‘t Achterhuys aan de (kerke) brink te Heino en was tevens bakker ald. gegoed in ‘t Liederbroeck waar hij 13 nov. 1676 (zelfde bron inv.nr. 4) zes tiende parten kocht “in een camp landts groodt sijnde eenen mergen int Liederbroek, geheeten den Loes-mergen, tussche(n) d(e) Geere, Nije-weijde, Coopmanscampje en d(e) Swarte-koe onder deser schoutampte van (der) Heyno, sijnde vrij, eijchelijck goedt”., enz. (reg.nr. 4, fol. 36-41),
Trouwde Anna Jacobsen.
Zijn zoon Gerrit Jansen komt voor als “mulder” (inv.nr. 4, akte van 26 juni 1693) en keurnoot, oa. in 1630., overl. voor 29.3.1643.
Documentatie; 1632 “Den Nyencamp” in de processtukken van de Klaring en Hooge Bank van Overijssel van het jaar 1634, met aangehechte copie van 1632 aan de eis van conclusie van Johan van Bocholt tegen Wolter van Echten ten Reelaer ; Rijksarchief Zwolle. Engele Swijres wordt genoemd in de akten van 2 of 29 mei 1644 en 3 juli 1650, inv.nr. 1, Vrijw. Zaken. Dat Gerrijt Janssen en Hendrick Janssen Broers waren blijkt uit een akte van 28 aug. 1650 (inv.nr. 1).
Jan Gerritszoon
(31-12-1609)